Trapfrequentie

Veel wielersporters zijn zich nauwelijks bewust van de invloed van de trapfrequentie op hun beleving, vermoeidheid en prestaties. Toch is die invloed niet gering.

Vaak denken wielersporters dat ze, om sneller te kunnen fietsen, een grotere versnelling moeten gebruiken en “op kracht” moeten fietsen. In de praktijk merk je dan dat dat resulteert in een lagere trapfrequentie, maar geen toename van de snelheid en dus ook geen toename van het geleverde vermogen. Als wielersporters met hetzelfde gewicht, dezelfde houding en onder dezelfde omstandigheden, op eenzelfde fiets fietsen met een snelheid van 35 km/uur, dan ontwikkelen zij hetzelfde vermogen. Dat is ook zo als de één dat doet met een versnelling van 52/13 en trapfrequentie van 60 per minuut en de ander met een versnelling van 39/17 en een trapfrequentie van 120 per minuut. Hoe komt dat?

Picture: Wegkapitein Markelo

Vermogen

De wielersporter ontwikkelt zijn vermogen in feite als een kleine thermische motor. Hoe meer vermogen je kunt ontwikkelen, hoe sneller je kunt fietsen. En dat vermogen is opgebouwd uit twee factoren, te weten kracht en trapfrequentie. In formulevorm: Vermogen = Kracht x Trapfrequentie.
Hieruit kun je afleiden dat je op verschillende manieren het geleverde vermogen kunt vergroten. Als wielersporter kun je proberen door krachttraining jouw kracht te vergroten. Maar je kunt ook proberen om je trapfrequentie te verhogen. Of beide. Nu is het meestal zo dat er, hoe dan ook, een grens is aan de kracht die je kunt ontwikkelen. Als je dan toch nog sneller wilt fietsen, dan moet je trainen op het verhogen van de trapfrequentie. Echter ook de trapfrequentie kent haar grenzen. Interessant is om te weten hoeveel vermogen je op een fiets kunt ontwikkelen. Professionele wielrenners zijn in staat om een duurvermogen te leveren van zo’n 425 watt. Het duurvermogen van een prestatieve wielersporter is zelden hoger dan 225 watt.

Trapfrequentie verhogen

Zoals gezegd kan de wielersporter wel trainen op vergroting van zijn kracht, maar zal hij vrij snel tegen zijn limiet aan lopen. En het is bovendien de vraag of dat de beste benadering is. Je kunt namelijk ook trainen op een verhoging van de trapfrequentie. Door de trapfrequentie te verhogen met 20 per minuut, neemt de benodigde kracht af met zo’n 20%. En als je de trapfrequentie verhoogt van 60 naar 120 per minuut, dan halveert de benodigde kracht. Als je 300 watt vermogen wilt ontwikkelen met een trapfrequentie van 60 per minuut, dan is de benodigde kracht 280 Newton. Bij een trapfrequentie van 100 per minuut is dat 170 Newton. Een verschil van bijna 40%. Dat betekent een beduidend lagere belasting van spieren, pezen en (knie)gewrichten. En omdat je de beschikbare energie economischer gebruikt, kun je de inspanning langer volhouden.
Een hogere trapfrequentie heeft nog een ander voordeel. Bij een hogere trapfrequentie verlopen de dode punten in de pedaalcyclus natuurlijker en wikkelt de trapbeweging zich beter af, immers de verstoring wordt geminimaliseerd. Door het sneller doorlopen van de dode punten boven en onderaan de pedaalcyclus wordt het energieverlies gereduceerd. In dat geval werken de spieren meer op “souplesse” en profiteren van het grotere aantal herstelfasen. Daardoor ook treedt er minder snel verzuring van de spieren op. Als op kracht gefietst wordt, dan verhoog je niet alleen de productie van melkzuur, maar stel je ook de zuurstofvoorziening langer uit.

Optimale trapfrequentie

Onderzoek naar de ideale trapfrequentie toont aan dat op vlak terrein een trapfrequentie tussen 90 en 105 energetisch het meest gunstig is. Voor klimmen ligt de energetisch meest gunstige trapfrequentie tussen 60 en 75. Als je in deze omgevingen fietst binnen de aangegeven trapfrequenties, dan gebruik je de beschikbare energie het meest economisch en kun je langer fietsen terwijl je daarbij minder moe wordt. De aangegeven gebieden voor een optimale trapfrequentie zijn betrekkelijk breed. Dat heeft te maken met het feit dat elke wielersporter zijn eigen optimale trapfrequentie heeft. Deze is afhankelijk van zijn eigen unieke combinatie van spiersamenstelling en beenlengte. Door aanpassing van de lengte van de crank kan de optimale trap¬frequentie wel wat worden veranderd. Een verlenging van de crank geeft dan een verlaging van de optimale trapfrequentie, een verkor¬ting van de crank een hogere opti¬male trapfrequentie.
Trapfrequentie kun je trainen, maar eist wel wat doorzettingsvermogen. Het is nuttig om daarbij een trapfrequentiemeter te gebruiken. Wissel frequentietraining en krachttraining met elkaar af, zodat een verhoging van de trapfrequentie niet ten koste gaat van de kracht. Trainen op trapfrequentie kan plaatsvinden zonder risico voor spieren en gewrichtsbanden, want wielersporters kunnen kortdurend meestal zonder problemen een trapfrequentie van 150 halen. Bedenk wel dat boven de optimale trapfrequentie de efficiëntie afneemt. Dat is bij een relatief korte sprint niet belangrijk, maar wel bij lange ritten en meerdaagse ritten.
Als je traint met een hogere trapfrequentie en je lichaam is dat niet gewend, dan leidt dat meestal tot een hogere hartslag. Dat is echter niet blijvend. De hogere hartslag wordt veroorzaakt door een gebrekkige coördinatie tussen het grote aantal groepen spieren dat wordt gebruikt. Dit tekort aan coördinatie leidt tot een hogere opname van zuurstof. Het hart reageert daarop met een verhoging van de hoeveelheid bloed die per minuut wordt rondgepompt. Deze zogenaamde verhoging van het debiet wordt gerealiseerd door een hogere hartslag, die ten koste gaat van het rendement. Door te trainen op een hogere trapfrequentie verbetert de coördinatie en neemt de hogere behoefte aan zuurstof geleidelijk af. Dus nu aan de slag!

Hoe kun je je trapfrequentie meten zonder een frequentiemeter?

Tip: Iemand uit jouw fietsgroep houdt de tijd in de gaten, geeft een startsein en na 10 seconden een stopsein. Fietsers tellen tussen start en stop elke omwenteling (linker of rechter voet één keer rond). Aantal omwentelingen x 6 = trapfrequentie.

Johan van Oosten